... maar over de werking van het onderwijs moeten we ons zorgen maken
Er wordt veel onderzoek gedaan hoe de resultaten van het onderwijs het beste kunnen worden verbeterd en hoe de resultaten van het onderwijs het beste kunnen worden beoordeeld. Het gaat daarbij om doeltreffendheid, dat wil zeggen dat het onderwijs de nodige competenties moet ontwikkelen, dat de kinderen geselecteerd kunnen worden op het bij hen passende onderwijsniveau en dat de kinderen later het beroep kunnen vinden dat aansluit bij het gevolgde onderwijs.
Daarnaast is er een voortdurende bezorgdheid, niet alleen in de politiek, dat het niveau van het Nederlandse basis- en voortgezet onderwijs daalt. Die bezorgdheid blijkt samen te hangen met de veronderstelling dat de kwaliteit van het onderwijs medebepalend zou zijn voor de economische prestaties van Nederland. En dan is er nog de overtuiging dat de overheid het recht heeft om, nu er zo veel geld in het onderwijs geïnvesteerd wordt, eisen te stellen aan het onderwijs en de resultaten van het onderwijs te meten. Aanbevelingen worden gedaan om middelen effectiever in te zetten, om het onderwijs en de kwaliteit van docenten te verbeteren en om het aantal lesuren uit te breiden. De resultaten van alle maatregelen en vernieuwingen in het onderwijs worden voortdurend gevolgd en getoetst. Ze worden verzameld, geanalyseerd, vergeleken met de ons omringende landen, openbaar gemaakt en worden zo tot uitgangspunt voor verder onderzoek en nieuwe maatregelen tot verbetering van de resultaten.
Werking van het onderwijs op de kinderen en de gevolgen daarvan in hun volwassen leven
Nergens gaat het in die onderzoeken over de werking van het onderwijs op de kinderen en de gevolgen daarvan in hun volwassen leven. Nergens wordt er in die onderzoeken gekeken naar de samenhang, ook op langere termijn, tussen het onderwijs en de gezondheid van de kinderen, jeugdigen en volwassenen. Vanuit jarenlang psychologisch onderzoek is echter al lang bekend dat ervaringen uit de kindertijd en jeugd zich spiegelen in de volwassenheid, dat ervaringen uit de kindertijd en jeugd de oorzaak kunnen zijn van lichamelijke en psychische klachten in de volwassenheid. Waarom zou de invloed van het onderwijs daar dan niet veel diepgaander in betrokken worden, als opvoedings- en omgevingsinvloeden daar wel al jaren in meegenomen worden?
Langzaamaan
Langzaamaan begint er uit het recente onderzoek van angstige, onrustige en overbeweeglijke kinderen naar voren te komen dat er wel degelijk een samenhang aangetoond kan worden tussen de grote prestatiedruk in het onderwijs, de wijze waarop het onderwijs wordt gegeven en de lichamelijke en psychische gezondheid van de kinderen, jeugdigen en latere volwassenen.
In de praktijken van orthopedagogen en psychologen komt het steeds vaker voor dat er kinderen met allerlei stress-klachten worden aangemeld, klachten die aan het onderwijs blijken te zijn gerelateerd. Veel van deze kinderen krijgen bijles, remedial teaching en extra ondersteuning thuis, soms zelfs via taal- en rekenwebsites, om tot betere leerresultaten te kunnen komen. Niveaus en resultaten zijn het doel geworden in het onderwijs, niet meer de kinderen.
Langzaamaan begint duidelijk te worden dat leraren niet meer datgene kunnen doen waar ze goed in zijn, namelijk het waarnemen van kinderen en het onderwijs op hen afstemmen, het zich verdiepen in de ontwikkeling van kinderen en inschatten hoe zij met hun onderwijs daarbij aan kunnen sluiten, hoe zij met hun onderwijs deze ontwikkeling kunnen dienen, hoe hun onderwijs zijn doelstelling vindt in hun inzichten in de ontwikkeling van de kinderen die aan hen worden toevertrouwd. Zij worden, net als de kinderen en de school, afgerekend op onderwijsresultaten. Zij zijn niet langer meer op de eerste plaats pedagogen, maar vooral “productiemedewerkers” , met de didactiek en methodiek als instrument, die doelgericht en niet meer ontwikkelingsgericht werkzaam zijn.
Ziekteverzuim
Natuurlijk willen we het ziekteverzuim onder leraren terugdringen en wordt er alles aangedaan om dat voor elkaar te krijgen. Voor wie? Wie wordt daar beter van? Wanneer wordt het antwoord op de vraag waarom leraren ziek worden bindend uitgangspunt voor de onderwijsvrijheid in de klas? Wanneer worden de bevindingen van huisartsen, orthopedagogen en psychologen als het gaat om adviezen en inzichten over de gezondmakende, of ziekmakende kwaliteit van het onderwijs bindend voor onderwijsvernieuwing?
Eenzijdig
De wijze waarop nu veelal onderwezen wordt, op te jonge leeftijd beginnend, te abstract en in een te hoog tempo, bewegingsarm en vooral op cognities gericht, is een volstrekte eenzijdige belasting van het menselijk organisme geworden. Het organisme kan tegenover deze eenzijdigheid op den duur geen voldoende herstel meer bieden. Het raakt overbelast, de slaap vermindert en verslechtert, de slaap verkwikt niet meer en stemmingsveranderingen, gezondheidsklachten en vermoeidheid dienen zich aan. De kinderen worden ziek, haken af, blijven thuis en vinden moeizaam of niet de aansluiting bij hun leeftijdsgenoten. Het sociaal darwinisme verschijnt in het onderwijs gecamoufleerd als de intentie om resultaten te verbeteren. De zwakkeren vallen af en de beteren krijgen een prestatiebeurs, en over hun gezondheid maken we ons nu geen zorgen. Dat komt later wel en wie dan leeft, wie dan zorgt.
Voordrachtenreeks 'Gezondmakend Onderwijs'
In de voordrachtenreeks 'Gezondmakend Onderwijs' GA 303 laat Rudolf Steiner zien hoe je, vanuit de inzichten in de ontwikkeling van de mens, zo kunt opvoeden en onderwijzen dat het kind zich kan ontwikkelen tot een vrij en gezond mens die als volwassene doel, betekenis en richting kan geven aan zijn eigen leven. Het is een inhoud die niets aan actualiteit heeft ingeboet en buitengewoon heldere antwoorden geeft op vele vragen over het onderwijs, de opvoeding, de gezondheid van de kinderen en de latere volwassenen.
Bron
J.G. Meulman, psycholoog, mede-organisator symposium 'Gezondmakend onderwijs', april 2014.